by Dr. Tonny Mulder and Dr. Julia Dawitz
MOTORIEK PRACTICUM
Voor jullie ligt de opstelling die we gaan gebruiken om de aansturing van spieren door de motorcortex te kunnen meten. Maar voordat jullie met deze apparatuur aan de slag gaan, gaan we eerst een aantal belangrijke principes doorlopen, die essentieel zijn om de resultaten te kunnen interpreteren.
Van de motorcortex naar de keypress.
Spieren worden aangestuurd vanuit de motorcortex (Afbeelding 1A). De motorcortex heeft een topografische indeling wat betreft de aansturing van vImages/motoriek/motorcortex_2_keypress.pngerschillende spieren (Afbeelding 1B). De axonen vanuit de motor cortex projecteren o.a. via de pyramidaal banen naar de ventrale hoorn van het ruggemerg en eindigen op de motorneuronen die op hun beurt de spieren activeren. Deze spieren laten dan bijv. de vingers bewegen op het toetsenbord, waardoor uiteindelijk deze introductietekst tot stand is gekomen.
Al deze informatie wordt d.m.v. actiepotentialen doorgegeven. Het samenspel van de motorcortex neuronen wordt zichtbaar in het EEG, gemeten met de EEG apparatuur. Tevens kan met dit systeem de activiteit van spieren, het ElectroMyoGram (EMG), worden gemeten.
In dit practicum gaan we de motorcortexactiviteit koppelen aan de spierpotentialen waarbij ook fysiologische parameters ter indicatie van stress worden meegenomen.
Veel Plezier
Er zijn in totaal 4 experimenten die samen het motoriek practicum vormen. Elk experiment begint met een uitleg, waarna je aan het werk wordt gezet met experimenten en vragen gaat beantwoorden. Voor deze experimenten zijn er 3 proefpersonen nodig. Begin bij experiment I en loop gedurende de dag alle 4 experimenten door.
Vergeet niet ALLE informatie te lezen voordat je een experiment in duikt!
Click op het plaatje voor elk experiment
Experiment I
Van Spier naar beeldscherm
Experiment II
Recording Muscle Potentials
Experiment III
Vermoeidheid en Stress
Experiment IV
Van motorcortex naar keypress
De omzetting van een analoog signaal naar digitale data
Tijdens dit eerste experiment maken jullie kennis met de omzetting van een analoog elektrisch signaal naar digitale data dat door de computer kan worden opgeslagen. Er vinden een aantal essentiële stappen plaats die invloed kunnen hebben op hoe je data er uiteindelijk uitziet en die je daarom moet begrijpen om je data te kunnen interpreteren. De hier beschreven stappen gelden overigens niet alleen voor EEG en EMG maar worden ook toegepast bij het meten van extracellulaire afleidingen, zoals jullie die in het wormenpracticum hebben gemeten.
Om de signalen te kunnen meten zijn er 3 basisstappen nodig: Versterken, Filteren en de Digitalisering van het signaal.
In dit eerste experiment gaan jullie de mogelijke invloeden van deze stappen aan de hand van vragen zelf onderzoeken. Voor elk experiment is er een CANVAS antwoord document waar de antwoorden op kunnen worden ingevuld. Lees eerst de tekst en volg de instructies op de website en beantwoord daarna de daarop volgende vragen binnen CANVAS.
Gebruik CANVAS om de vragen bij Experiment I te zien en lever per groep de antwoorden op de quiz in!
Begin nu met Stap 1
Stap 1: Versterken van het signaal
Stap 2: Filteren van het signaal
Stap 3: Digitaliseren van het signaal
Versterken van het signaal
Het signaal wordt versterkt zodat het groot genoeg is om door de apparatuur gemeten te worden. Dit gebeurt hier in de g.MOBIlab versterker. Elke versterker heeft specificaties (Afbeelding 2). Deze bepalen de marges waarbinnen je met deze versterker kan meten.
Figuur 2: De EEG versterker (links) en de specificaties van het systeem (rechts).
Maak Vraag 1.1 tot en met 1.4 van de Experiment I QUIZ
Filteren van het signaal
Als het ruwe signaal binnenkomt, is het vaak niet 'schoon'. Dwz, het bestaat uit een deel van interesse en een deel uit ruis (noise) en artifacten. Ruis is in dit geval gedefinieerd als alle frequenties waar we niet in geinteresseerd zijn. Artifacten zijn externe verstoringen, zoals de 50Hz vanuit het lichtnet.
Wat je als signaal ziet en wat als noise dat verschilt per experiment. Voor een EEG/EMG meting worden alle frequenties hoger dan 100 Hz als noise gezien maar tijdens het wormenpracticum zijn alle frequenties lager dan 1000 Hz noise. Daar lag de interesse op de actiepotentialen.
Om ruis te verwijderen filter je deze uit je signaal. Dat gebeurt meestal in twee stappen.
Stap 1 zit vaak in de versterker ingebouwd en is onderdeel van de versterker specificaties (zie figuur 2). De gebruiker heeft daar geen invloed op, behalve door de juiste versterker te kopen voor het experiment.
Stap 2 staat onder de controle van de gebruiker, die on-line (tijdens de meting) of off-line (na de meting) verder het signaal kan filteren en daarmee opschonen.
Het signaal wordt in de MobiLab versterker gefilterd van 0.5 tot 100 Hz, dmv een bandpass filter. Alle frequenties tussen de 0.5 Hz en 100 Hz wordt doorgelaten en de rest wordt geblokkeerd (Zie afbeelding 3a).
Figuur 3a: Het toepassen van een bandpass filter. Eerst wordt het signaal door een Low-pass filter gestuurd en daarna door een High-pass filter. .
Op deze manier kan je het EEG signaal isoleren van storende, in dit geval Noise en Actiepotentialen. (Zie afbeelding 3b).
Figuur 3b: De filter settings van de MobiLab versterker en het effect op het ruwe signaal.
Maak Vraag 1.5 tot en met 1.7 van de Experiment I QUIZ
DIGITALISEREN VAN HET SIGNAAL
Introductie
De signalen die door de hersenen en de spieren worden geproduceerd zijn analoge, continue, signalen. Met computers is het niet mogelijk om een continu signaal op te slaan; een computer werkt digitaal. Het analoge signaal wordt gesampled met een bepaalde resolutie. Alleen deze gesampelde punten worden opgeslagen en de tussenliggende data gaat verloren. Zowel in de tijd (sample frequency) als in de amplitude (bit levels) wordt gesampled.
Jullie kennen dit van foto’s, uit het spatiële domein. Als je een digitale foto maar ver genoeg inzoomt zie je op een gegeven moment de vierkante pixels waaruit de foto is opgebouwd. Elke pixel geeft het gemiddelde weer van de informatie die binnen deze pixel is binnengekomen. Dingen die op dezelfde pixel zijn binnengekomen zijn niet van elkaar te onderscheiden, de spatiële resolutie van de foto is dan te laag om deze verschillen te zien (Afbeelding 4).
Afbeelding 4: Een digitale foto is opgebouwd uit pixels. Links, foto van gebouw H0.08 van het Science Park (UvA). Rechts, ingezoomd op de fiets die rechts naast het gebouw staat. De pixels zijn duidelijk zichtbaar. De spatiële resolutie van de foto laat het zien van details (zoals aan- of afwezigheid van een bel) niet toe.
Als we de analoge signalen van de hersenen en de spieren willen meten, maken we gebruik van digitale apparatuur, en krijgen we te maken met de omzetting van continue naar digitale signalen. Zowel de tijd (sampling frequency) als de amplitude (aantal bit levels) wordt gesampled. De data tussen de samplepunten in wordt niet omgezet naar het digitale domein en gaat verloren. In de computer worden de individuele samples met elkaar verbonden door rechte lijnen. Dit is dus niet identiek aan de werkelijke waardes van het continue signaal. De betrouwbaarheid van het verkregen digitale signaal hangt dus af van de sampling frequentie en het aantal bit levels. In de volgende tutorial gaan we spelen met de 'sampling frequency' en laten het aantal bit levels even met rust.
OPDRACHT
Nu gaan we bestuderen welke invloed de meetfrequentie (sampling frequency) heeft op het digitale signaal dat uiteindelijk op ons scherm verschijnt. Het signaal dat we later voor analyse gaan gebruiken.
Download het programma sampling.m en sampling.fig van CANVAS. Plaats de files in een folder op je DESKTOP.
Open MATLAB
Stuur MATLAB naar de folder waar je het programma hebt gedownload. Je Current Folder ziet er dan ongeveer zoals op afbeelding 5 uit.
START het programma door sampling in je ‘Command window’ te tikken en op enter te drukken.
Afbeelding 5: Matlab interface. Screenshot van de ‘Current Folder’ van Matlab. In de adresbalk moet de folder staan waar jij sampling.m en sampling.fig hebt neergezet.
Voor het gemak gaan we ervan uit dat ons (analoge) input signaal een sinus met een bepaalde frequentie is, echter voor complexe signalen zoals hersengolven en spierpotentialen geldt de samenhang die we nu uitwerken ook.
Voer nu in: een analog frequency van 20 Hz en een sampling frequency van 400 Hz en sample de data!. Gebruik ook de 'show lines between samples' functie.
Maak Vraag 1.8 van de Experiment I QUIZ
N.B.: In de simulatie wordt de lijn tussen de gemeten punten door het programma zelf ingevuld. Dit is dus geen gemeten data. Hetzelfde wordt gedaan in tijdens het digitaliseren van EEG data. Als we een signaal bekijken willen we vaak twee dingen weten: Wat is de frequentie van het signaal en wat is de amplitude?
Ga nu het analoge 20 Hz, 1 mV input signaal met steeds lagere frequenties meten. Gebruik de volgende meetfrequenties (sampling frequencies): 400 Hz, 200 Hz, 100 Hz, 40 Hz, 20 Hz, 10 Hz, 5 Hz.
Gebruik 'Keep Sample plots' om meerdere metingen over elkaar heen te plotten. Zet je deze optie weer uit dan verschijnt er de volgende keer dat je data ‘meet’ weer maar één plot.
'Clear plots' verwijderd alle geplotte data.
Maak Vraag 1.12 tot en met 1.17 van de Experiment I QUIZ
We hebben nu gezien dat een (te) lage sampling frequency invloed kan hebben op ons meetresultaat. De EEG apparatuur die we gebruiken om de spieractiviteit (en later ook de hersensignalen) te meten heeft een sample frequentie van 256 Hz (of zoals het in de software staat aangegeven 256 ‘samples per second’).
VOOR DE VOLLEDIGHEID: onze Mobilab versterker heeft in het amplitude domein een resolutie van 216 bit levels. Dat betekent dat de maximale amplitude range die we kunnen meten met onze versterker verdeeld wordt in 65535 samples. Gezien de input range van onze versterker 1 mV bedraagt is de amplitude resolutie 0.015 microV.
Nu we kennis hebben gemaakt met de acquisitie van data kunnen we nu de eerste data zelf meten en analyseren. Het doel van dit experiment is kennis te maken met de verschillende potentialen die we kunnen meten. Als eerste gaan we met een eenvoudig proefje de spierpotentialen van de onderarm meten.
Gebruik CANVAS om de vragen bij Experiment II te zien en lever per groep de antwoorden op de quiz in!
Maak Vraag II.1 en II.2 van de Experiment II QUIZ
Materialen voor het experiment, Check hiernaast of je alles hebt...
OPSTARTEN VAN DE APPARATUUR:
Volgorde van opstarten
Identifying setup components
Scan the picture to identify essential components
Afbeelding 6: De EEG setup
OPSTARTEN VAN HET EEG_RECORDER PROGRAMMA
Voor experiment II wordt alleen de Recording-computer gebruikt
AANSLUITEN ELECTRODES
Afbeelding: Het ‘gellen’ van de elektrodes.
INSTELLEN RECORDING-COMPUTER
We gebruiken specifieke settings voor dit Motoriekpracticum, die hieronder worden uitgelegd. Voor een uitgebreide uitleg over de algemene instellingen zie > > > > > > > > > > > > >
INSTELLEN RECORDING-COMPUTER Motoriek :
Als alle elektrodes zijn bevestigd kan het signaal worden getest. Allereerst moeten de EEG kanalen en de registratie van de DIOs worden aangegeven (zie afbeelding 8).
Afbeelding 8: Het linker instellingspaneel van de EEG_Recorder. 'View EEG channels' en 'record TTLs' zijn interactief, 'DAQ settings' zijn standaard ingesteld.
LIVE VIEW PANEL
Met het ‘Live view’ paneel kan de instelling van het beeldscherm worden aangepast. Deze settings veranderen niets aan de opgeslagen data.
Afbeelding 9: Het interactieve ‘Live view’ instellingspaneel van de EEG_Recorder.
Maak Vraag II.3 van de Experiment II Quiz
RECORDING STARTEN EN STOPPEN
Voordat de meting wordt gestart eerst nog wat uitleg over het meest rechter paneel waarmee de voortgang van de registratie wordt bediend.
Afbeelding 10: Het Clear/Start/Stop menu van de EEG_Recorder.
Zet de ‘Duration acquisition (s)’ op de gewenste tijd.
TESTEN SIGNAAL :
Nu we klaar zijn met de instellingen kan de eerste testmeting plaatsvinden
Maak eerst vraag II.4 van de Experiment II Quiz
Bekijk het signaal dat nu binnenkomt. Bespreek de kwaliteit van het signaal met je assistent.
Maak vraag II.5 van de Experiment II Quiz
Het Eerste experiment.
PLOTTING THE DATA
We gebruiken specifieke settings voor dit Motoriekpracticum, die hieronder worden uitgelegd. Voor een uitgebreide uitleg over de algemene instellingen zie > > > > > > > > > > > > >
Maak Vraag II.6 en II.7 van de Experiment II Quiz
Start een nieuwe meting.
Als de EEG_recorder weer meet, laat de proefpersoon dan een vuist maken en langzaam steeds meer kracht zetten tot maximaal, ontspan dan weer. Doe dit 10 keer met enige tijd er tussen. Stop de meting, sla de data op in je datafolder, en plot zoals hierboven.
Opmaat voor experiment III.
We hebben nu gezien hoe we de kracht die op een spier wordt gezet kunnen meten. Er zijn nog andere fysiologische metingen die we kunnen meenemen en die gebruikt kunnen worden om bv fysieke stress te meten. Dit is handig aangezien we in experiment III de relatie tussen vermoeidheid van spieren en fysieke stress gaan bepalen. In het volgende deelexperiment gaan we twee van deze maten bekijken:
Extra materiaal: 2 extra meetelektrodes
Dit is de tijd om een andere proefpersoon aan te sluiten
We gaan straks in Experiment III spiervermoeidheid meten van de Extensor Digitorum en de Palmaris
Plak meetelektrode 3 naar een plek net boven de rechter wenkbrauw.
Plak meetelektrode 4 op de binnenkant van de linker pols, tussen de pezen en de buitenkant van je arm. Dus op de plek waar je je hartslag kan voelen.
Zet electrode 3 en 4 ook aan in EEG_Recorder en Start nu de meting weer op.
Maak Vraag II.9 t/m II.12 van de Experiment II Quiz
Je mag de proefpersoon aangesloten laten voor Experiment III
Nu wordt het eindelijk tijd om een echt experiment met een vraag en hypothese uit te voeren. Tijdens experiment II hebben jullie kennis gemaakt met de fysiologische metingen van spieren, en aan het eind ook oogknippers en hartslag gemeten. Nu willen we onderzoeken hoe de spierpotentialen veranderen als een spier vermoeid raakt en of het vermoeid raken van een spier een fysieke stressrespons opwekt bij de proefpersoon.
Gebruik CANVAS om de vragen bij Experiment III te zien en lever per groep de antwoorden op de quiz in!
Maak Vraag III.1 t/m III.4 van de Experiment III Quiz
Dit experiment wordt uitgevoerd door één deelnemer van de groep
Extra materiaal:
De electrodeconfiguratie is zoals aan het eind van experiment II.
Test nu eerst het signaal
Afbeelding 11: Zoals de meting eruit kan zien. Hier kanaal 1: hartslag, Kanaal 2: EMG en kanaal 3: Oogknippers
Maak Vraag III.5 en III.6 van de Experiment III Quiz
Doe nu het feitelijke experiment
Geef nu de proefpersoon de geltube in de rechterhand. Laat de tube op de tafel staan en knijp de tube losjes tussen de wijsvinger en de duim. Hou de andere vingers in een vuist. Laat de proefpersoon nu naar een leeg/wit scherm kijken met een muis in het midden om de in vraag 3.4 geziene verstoringen te vermijden.
DATAVERWERKING en ANALYSE
Om de data te kunnen analyseren gaan we ‘old school’ te werk, d.w.z. we meten het signaal op het scherm met een liniaal.
Bespreek met je groep goed van te voren hoe de data te analyseren en welke parameters van belang zijn (Vraag III.6).
Bespreek jullie analyse protocol met je assistent.
Interpreteer de resultaten. Maak gebruik van de theorie uit de colleges en de referenties in het CANVAS document.
Bespreek de resultaten met je assistent.
Maak Vraag III.7 en III.8 van de Experiment III Quiz
Aan het eind van het experiment verwijder alle elektrodes en de gel. Let ook hier weer op dat je de draadjes van de elektrodes niet te erg buigt.
Maak Vraag III.9 en III.10 van de Experiment III Quiz
Timing van Spierpotentialen
We hebben gezien hoe we de kracht die een spier uitoefent kunnen kwantificeren. Naast de kracht is ook het timing van spierpotentialen essentieel om een taak goed uit te kunnen voeren. Doordat spierpotentiaalmetingen variabel zijn en soms ook veel ruis bevatten, is het erg moeilijk om het timing op basis van een enkele spierpotentiaalmeting te bepalen. We hebben herhaaldelijke, getimede metingen nodig die we kunnen gebruiken om te middelen.
Evoked Related Potentials (ERPs)
De redenatie is hier dat de ruis toevallig is en uit gaat middelen terwijl het echte, verstopte, signaal in alle metingen zit en dus door het middelen zichtbaar wordt. Met deze techniek worden ook de Evoked Related Potentials (ERPs) gemaakt die vaak in cognitieonderzoek worden gebruikt. Hier zullen we nu een ERP experiment ontwerpen en uitvoeren: We gaan de spierpotentialen in de arm meten die gegenereerd worden om een toets op het keyboard te kunnen indrukken. Maar dit is niet alles! We gaan tegelijkertijd ook de activiteit in de motorcortex meten. Zo kunnen we de onderlinge timing tussen activatie van de motorcortex, de spierpotentiaal en de feitelijke keypress bekijken.
Gebruik CANVAS om de vragen bij Experiment IV te zien en lever per groep de antwoorden op de quiz in!
Maak Vraag IV.1 en IV.2 van de Experiment IV Quiz
Dit experiment wordt in iedergeval uitgevoerd door één deelnemer van de groep.
We gaan nu de volledige setup die voor jullie staat gebruiken; Materialen:
STIMULUS COMPUTER
Om de key-presses te kunnen registreren en te koppelen aan de spierpotentialen gebruiken we het stimulatieprogramma 'Stimulus Presenter' op de stimulus computer. Stimulus Presenter is ontwikkeld door Erwin Diepgrond, nav het EEG-practicum in zijn 2e jaar van de opleiding Psychobiologie. "Moeten we daarmee werken, dat kan toch veel beter?" En ja, het kon veel beter.
'Stimulus Presenter' kan plaatjes laten zien, geluid afspelen, tekst laten zien etc etc. Verder kan het ook reacties van de proefpersoon opslaan. Wij gaan deze laatste feature gebruiken.
De Experimentele opzet: Wat willen we bereiken
Daarvoor configureren we 'Stimulus Presenter' op de stimulus computer zo dat deze de start van elke keypress registreert en doorgeeft aan de recording computer.
Nu hebben we het experiment voor jullie voorgekookt. Tijdens het 2e jaars L&G en EEG practicum gaan jullie zelf mbv 'Stimulus Presenter' een eigen experiment in elkaar zetten.
INSTELLEN VAN DE STIMULUS PRESENTER SOFTWARE
voor Neuroanatomie en Neurofysiologie cursus:
voor Neurosystemen cursus:
Afbeelding 12: Stimulus Presenter Startmenu
INSTELLEN VAN DE EEG_RECORDER SOFTWARE
Elke keer dat een specifieke toets wordt ingedrukt op de stimuluslaptop wordt een TTL-puls via de DIO-box naar de recordingcomputer gezonden. Deze wordt echter alleen door de EEG_recorder opgenomen als de desbetreffende DIO-2 in de EEG-recorder is aangezet (afbeelding 13). De verbinding tussen de DIO-box en de recording-PC is reeds gemaakt. In tegenstelling tot de EEG-kanalen worden de DIO-kanalen alleen opgeslagen als ze aan staan.
Afbeelding 13: TTL-puls panel in EEG_recorder. In dit panel kun je kiezen welke DIO je gebruikt. In het hier gegeven geval staat alleen DIO 2 aan en wordt dus opgenomen. De data van alle andere DIOs wordt niet opgeslagen.
Maak Vraag IV.3 van de Experiment IV Quiz
Testen connectie stimulus computer met de recording computer
Zet om te testen het stimulatieprogramma aan.
Maak Vraag IV.4 van de Experiment IV Quiz
Voor Neurosystemen cursus: Plaats nieuwe electrodes op lokatie C3 en C4 en je gele ground op CZ
Voor NeuroAnatomie en Neurofysiologie cursus: Pak nu de EEG-Cap met de reeds geplaatste elektrodes
Maak Vraag IV.5 van de Experiment IV Quiz
Kies nu uit je groep een nieuwe proefpersoon.
We gaan nu ook de aansturing van de motorcortex in beeld brengen.
Afbeelding 14: Links de locatie van CZ elektrode t.o.v. Nasion en Inion. Rechts de standaard plaatsingsmogelijkheden van de elektrodes.
Afbeelding 15: Het ‘gellen’ van de elektrodes.
Vul tabel bij vraag IV.6 in van de Experiment IV Quiz
VAN DE MOTOR CORTEX NAAR DE KEYPRESS
Nu gaan we onderzoeken hoe de keypress, de spierpotentialen en de aansturing vanuit de motorcortex in de tijd verloopt. We hebben daarvoor ongeveer 500-600 keer een keypress nodig.
Maak Vraag IV.7 van de Experiment IV Quiz
Om de test niet te saai te maken laten we de proefpersoon meetikken op de maat van een Slow-Blues of elk nummer dat 60 of minder beats per minuut heeft. In totaal duurt het hele experiment ongeveer 10-12 minuten. Herhaal het nummer of geef een tweede-derde nummer om de tijd vol te maken. Laat de proefpersoon nu zijn/haar onderarm op de tafel leggen.
DATA ANALYSE
Kijk nu even terug naar vraag IV.2 en teken nog eens wat de timing is van de individuele signalen die jullie gemeten hebben.
Bespreek dit met jullie assistent.
DATA ANALYSE in 5 logische stappen
De dataanalyse verloopt in het algemeen in een aantal logische stappen.
Hieronder lopen we ze in volgorde door.
STAP 1: WEGFILTEREN VAN ONGEWENSTE FREQUENTIES
De net opgeslagen en onbewerkte datafile noemen we de 'Ruwe' data. Zoals jullie waarschijnlijk hebben opgemerkt zit er nog veel noise in deze file. De grootste verstoorder van het signaal is hier de 50Hz vanuit het lichtnet.
Deze 50 Hz gaan we nu eerst verwijderen door deze weg te filteren mbv de filtertool.
In experiment I hebben jullie al kennis gemaakt met band-pass optie van filters. Nu gaan we de band-stop optie gebruiken. Een band-stop filter verwijdert een bepaalde frequentie uit de data. Om de 50 Hz verstoring te verwijderen gebruiken we een band-stop tussen 48 en 52 Hz.
Maar pas op: als je geinteresseerd bent in de hoge frequenties in je data, bv de gamma oscillaties dan worden deze ook door deze procedure veranderd.
Afbeelding : Filter Tool. Voor het toepassen van band-pass en band stop filters en Power analyse.
Voor elk kanaal worden nu twee voor en na filtering plots gecreeerd, een tijds plot en een FFT plot. Omdat we maar 4 kanalen hebben aangesloten, kan je de plots voor kanaal 5 t/m 8 meteen wegklikken.
Kijk naar het resultaat, vooral naar de FFTs, constateer dat de frequenties tussen 48 en 52 Hz inderdaad zijn verwijderd. Klik nu ook de plots voor kanaal 1 t/m 4 weg.
Sla deze data op onder de oude naam maar met de toevoeging _filt (gebruik geen spaties, Matlab kan daar niet tegen). Sla het op in het mapje waar Matlab je automatisch naartoe stuurt en NERGENS anders (dus geen submapjes etc.).
Je krijgt twee save windows, de eerste saved het ruwe gefilterde signaal, deze hebben we nu nodig. De tweede berekent de powerwaarden voor de gehele file, deze kan je cancellen.
De data is nu vrij van 50 Hz.
STAP 2: KNIPPEN VAN DE DATA
De tweede stap is het knippen van de data in korte stukjes op basis van de onset van de keypress. Hiervoor gebruiken we de ‘Event cutter’.
Elke keer dat een toets werd ingedrukt werd een TTL-puls naar de recordingcomputer gestuurd. We willen de data dus gebaseerd op de TTL-pulsen knippen. Hiervoor moeten we de data die we net hebben gemeten eerst inladen.
De TTL-pulsen van het toetsenboard zijn opgeslagen in kanaal 9 of 10. Dit is afhankelijk van hoeveel markerkanalen (DIOs) je hebt gebruikt; de eerste acht kanalen zijn altijd de EEG kanalen en dan één kanaal per marker in volgorde. Met de huidige opstelling zijn er dus maximaal 14 kanalen actief (8 EEG/EMG kanalen en 6 markerkanalen).
Nu heb je als het goed is in vraag IV.2 bedacht dat de spierpotentiaal rond de 100 á 200 ms duurt en vlak vóór de TTL puls plaats vindt. Daarnaast zal de motorcortex ongeveer 500 ms voor de keypress plaatsvinden. We zijn dus vooral in de periode vóór de puls geïnteresseerd.
Afbeelding 16: Event_cutter. Invulschema voor de Event_cutter. Op basis van het tweede markerkanaal (column 10) worden hier 1000 ms voor de puls en 500 ms na de start van de keypress geselecteerd, eruit geknipt, en opgeslagen.
Maak Vraag IV.8 van het Experiment IV Quiz
STAP 3: BASISLIJN CORRECTIE VAN DE ERPs
Sluit nu de ‘Event_cutter’ af.
De volgende stap is een basislijn correctie van de geknipte stukjes data, de ERPs. Dit kun je doen met behulp van de ERP tool (wederom te vinden onder tools).
Afbeelding : ERP_Tool. Voor het bewerken en analyseren van ERPs.
De data is nu basislijn gecorrigeerd.
STAP 4: MIDDELEN VAN DE DATA
De volgende stap is het middelen van de data. Dit kun je doen met behulp van de Array_manipulator (wederom te vinden onder tools).
De eerste twee dimensies van je dataset zijn meetpunten in de tijd en de verschillende kanalen. In de (nieuwe) derde dimensie zitten de verschillende stukjes die we net hebben geknipt. Hierover willen we middelen.
De data is nu gemiddeld over alle ERPs .
Maak Vraag IV.9 van het Experiment IV Quiz
STAP 5: PLOTTEN VAN DE DATA
We houden nu nog 8 kanalen (alle EEG kanalen) met telkens 1500 ms data over. Deze 1500 ms zijn gemiddeld over alle signalen 1000 ms voor en 500 ms na de keypress.
Ten slotte kunnen we de data eindelijk bekijken. Gebruik hiervoor de Data_plotter (zoals gebruikelijk te vinden onder tools).
Maak Vraag IV.10 t/m IV.13 van het Experiment IV Quiz
Upload via Vraag IV.14 en IV.15 van het Experiment IV Quiz de figuren en de laatste MATLAB file